Over de verdere wederwaardigheden van de schutterij in de 17de eeuw hebben we geen gegevens. De archieven uit de 18de eeuw zijn evenwel uitvoeriger. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat de familie Van Bronckhorst, die meer dan 250 jaar over Gronsveld had geregeerd, in het begin van de 18de eeuw in de mannelijke lijn was uitgestorven en was opgevolgd door de in Beieren wonende familie Törring-Jettenbach. Om zijn graafschap te besturen stelde de Beierse graaf een plaatsvervanger aan die hem wekelijks moest informeren over alles wat er in het graafschap gebeurde. Aan de rapportages van één van hen, Wolfgang Zollner, danken wij een verslag van de Bronk van 1778.
Over het vogelschieten schrijft hij onder meer het volgende: “Op Pinkstermaandag wordt in Gronsveld, zoals in deze streek gebruikelijk is, vogelschieten gehouden. Men hangt daartoe aan de kerktoren een houten vogel aan een lange paal. Degene die deze vogel afschiet is koning en geniet dat jaar verschillende voorrechten. Tijdens de processie heeft hij een uit zilver gegoten vogel om de hals hangen, samen met veel zilveren platen“. Over de processie schrijft hij: “Elk jaar, op Bronkzondag wordt om vier uur in de parochiekerk de eerste H. Mis gelezen, om half vijf de tweede en om vijf uur de derde. Rond half zes vertrekt de processie. Voorop loopt de kluizenaar met een vaandel. Daarna volgt een groep boerenjongens, een groep vrouwen, een paar vaandeldragers en een groep muzikanten. Verder een tweede groep muzikanten met het kerkkoor dat uit de geestelijkheid en de koster bestaat. Het baldakijn wordt door vier schutters gedragen. De processie wordt begeleid door de vier compagnieën van de schutterij. Elke compagnie beslaat uit dertig tot vijftig man en heeft een kapitein, een luitenant en een vaandrig.
Vanuit de parochiekerk trekt de processie naar de windmolen, dan naar de kluizenaarswoning en door het bos naar Eckelrade waar een hoogmis (met preek) wordt opgedragen. Onder de consecratie geven de schutters een salvo. Vanuit Eckelrade trekt men naar Rijckholt om via het Broek om half een in Gronsveld te arriveren. Na de processie geven de compagnieën weer een salvo dat zo goed gelukt als ware er een goed geoefend korps aan het werk. Onder de schutters is er ook een grenadierscompagnie die mooie sjako’s draagt. De kleding is weliswaar niet uniform maar toch nog tamelijk gelijk en meestal blauw. De officieren dragen olijfkleurige sjerpen en een ringkraag. De schutterij bezit ook een reglement dat door Justus-Maximiliaan gemaakt, of, beter gezegd, bekrachtigd is.
De maandag na de processie, wordt, evenals andere jaren, in de parochiekerk voor de gestorven schutten een plechtige hoogmis gecelebreerd en wordt het requiem gezongen, niet alleen bij de grafkelder van de graven Van Bronckhorts maar ook op het kerkhof naast de kerk. Over het graf van iedere gestorven schutter wordt het vaandel heen en weer bewogen. ’s Avonds krijgen de schutters vijf tonnen bier, een gebruik dat nog uit de tijd van de familie Bronchorst stamt“. In het, door commissaris Zollner herziene en eigenhandig op schrift gestelde, reglement van 1788 wordt aangaande het biergebruik en de omgangsvormen nadrukkelijk gesteld “dat alle lidmaten dezer broederschap zich zullen tegens malkanderen vriendelijk en vredelijk gedragen, zonder kyvagie, tweedragt en oneenigheid, zonder oneerbare, smerige en onbetamelijke woorden, zonder slaan of gevecht en zonder zich zatt oof onbekwaam te drinken“. En Zollner had recht van spreken want in 1788 was hij kolonel van de schutterij.
Enige, door hem opgesomde gebruiken hebben zich door de eeuwen heen kunnen handhaven. We noemen: Pinkstermaandag als de dag waarop de vogel wordt geschoten, het feit dat tijdens de Grote Bronkprocessie nog steeds de windmolen wordt aangedaan, de zogenaamde schuttemis ter nagedachtenis aan de overleden schutten en het gebruik om tijdens het zegenen van de graven het vaandel over de graven heen en weer te bewegen. Verder valt op dat van de huldiging van de koning, (het Koningmeisteken), het bestaan van een Koningin en van “biélmaander” en van het schut maken in het verslag geen melding wordt gemaakt. De schuttenbeker, een zogenaamde nautilus-beker, werd in 1828 door graaf Maximiliaan-Auguste van Törring-Gutenzell, een afstammeling van de tot 1795 over het graafschap Gronsveld regerende heer, geschonken aan de schutterij. Hij deed dit omdat hij niet wist of de schutterij een herinnering bezat aan het geslacht der graven Törring-Jettenbach.
In 1794 werden Gronsveld en Rijckholt, na de inval van de Fransen, een deel van de Franse republiek. Over de periode 1794-1803 zwijgen de archieven. Het is meer dan waarschijnlijk dat de Franse bezetter alle activiteiten van de schutterij heeft verboden. Zelfs al was dat niet gebeurd dan had er toch geen processie gehouden kunnen worden omdat van 1798 tot 1800 pastoor Schrijnemaekers zijn parochie moest bedienen vanuit onderduikadressen, omdat hij door de Fransen werd gezocht en dreigde gedeporteerd te worden naar een eiland in de Middellandse Zee. Hij had namelijk geweigerd de eed van “haet tegen het koningsschap en getrouwheyt aan de Fransche republyck” af te leggen.